Ik hou van de natuur op onze eilanden. Alle complexe ecosystemen ten spijt die voer zijn voor tal van wetenschappers is de natuur op de eilanden voor mij vooral ‘eenvoudig’.
Zee, strand en duinen aan de ene kant. De dijk en het wad aan de andere kant. Hier en daar wat bos en leuke kleine dorpjes. En natuurlijk de wind. Altijd de wind.
Ik vind het heerlijk om met een gids door de duinen te struinen en alles te horen over lieflijk kleine plantjes en bloemetjes en dieren die zelden het formaat van een konijn overtreffen. Om vervolgens gewoon weer te vergeten hoe alles heet, want eigenlijk gaat het mij uitsluitend om het genieten en een stuk minder om het weten.
Alhoewel het toch leuk is om te vertellen dat je op Texel bijvoorbeeld beslist geen vossen, mollen, slangen, herten en reeën zult vinden. Maar wel heel veel schapen én woelmuizen – die overigens op uitsterven staan en dus beschermd moeten worden. Maar ook: groene kikkers, komende en gaande vogels, rotganzen die het hele jaar door op Texel blijven en jawel…. wilde katten.
“Hoe komen die daar nou?” Dat was ook mijn vraag aan de gids. En wat denk je? Weggelopen van boerderijen of nog erger: weggelopen van toeristen en niet meer mee terug naar huis genomen. Neem dus nooit je kat mee op vakantie, want voordat je het weet, vormt het beest een plaag voor een kwetsbaar ecosysteem. Zijn we toch weer terug bij die onderzoekers voor wie nog heel veel te ontdekken valt.