“Waarschijnlijk fantoompijn”, zegt de kaakchirurg als ik bij hem terugkom met aanhoudende pijnklachten in mijn bovenkaak. Het afgelopen jaar ben ik heel wat keren in zijn praktijk geweest. Eind vorig jaar was alles klaar, maar nu heb ik dus weer pijn. Niet heel erg hoor, maar net genoeg om er de hele dag last van te hebben. Hij maakt nogmaals een foto, prikt, duwt en tikt met allerlei enge tangetjes en haakstokjes tegen mijn tanden en kiezen, maar moet uiteindelijk tot zijn eigen teleurstelling melden dat hij niets onoorbaars kan vinden.
“Fantoompijn kan lang duren”, zegt hij nog en leidt mij vriendelijk doch enigszins dwingend zijn behandelkamer uit. Als de klachten aanhouden, mag ik gerust nog eens terugkomen, maar voor dit moment kan hij even niets voor mij doen.
“Fantoompijn”, mompel ik eenmaal in de auto. “Wat een onzin.” Fantoompijn heb je op plekken waar iets is weggehaald en niet op plekken waar iets is toegevoegd. En in mijn bovenkaak is bot toegevoegd om mijn tanden weer een stevige basis te geven.
Maar hoezeer ik het begrip ‘fantoompijn’ ook als een tang op een varken vind slaan voor wat betreft mijn kaken, zo krachtig geeft het begrip de pijn weer van alles waar we nu al zo lang verstoken zijn. Beperkt bezoek voor ouderen in het verpleeghuis. Begrafenissen met klein gezelschap. Bruiloften die niet gevierd kunnen worden. Kraamvisites voor het raam. Examens zonder gala. Banen die verloren gaan. Concerten, theater, etentjes, feestjes die verschoven en verschoven worden. Gemis van dierbaren. Gemis van nabijheid en contact. Déze pijn is fantoompijn!
En dus krijgt de kaakchirurg alsnog gelijk. Ik lijd aan fantoompijn! En met mij heel veel andere mensen. Ik hoop dat het herstel van deze pijn niet al te lang gaat duren.