“Snotverdomme”, gromt de oude man als hij met zijn gammele fiets bij het bankje aankomt. “Is mijn plekje bezet!” “Je kunt er wel bij komen zitten”, nodig ik hem uit. “Onder voorwaarde dat je een beetje gezellig bent.” Maar dat is hij niet van plan. Mokkend als een klein kind loopt hij met de fiets aan de hand naar een krakkemikkig bankje even verderop.
De vriend en ik zijn net op deze heerlijke plek aan de rand van het bos neergestreken voor een kleine pauze. We hebben al een paar uur door de uiterwaarden langs de Rijn gestruind en genoten van de vele weidevogels en de kikkers die zich al volop laten horen. Dadelijk gaan we aan de terugtocht beginnen en loopt onze route door bos en hei. Juist die afwisseling maakt de wandeling op deze zonovergoten dag zo mooi.
Terwijl ik geniet van crackertjes, fruit en fris, kijk ik toe hoe de man worstelt met het bankje aan de overkant. Als hij wil gaan zitten, zakt de plank helemaal door. Ternauwernood kan de oude baas een val voorkomen. Opzichtig schuif ik op naar één kant van het bankje en met een uitnodigend gebaar klop ik op de plek naast mij. De man gaat overstag, komt onze kant opgelopen, zet zijn fiets op de standaard en rommelt in zijn fietstassen. “Ik heb er maar twee”, zegt hij als hij uiteindelijk zit. “Dus ik kan ze niet met jullie delen.” Hij houdt twee bierblikjes omhoog. “Op dit tijdstip van de dag kun je aan ons geen biertje kwijt”, laat ik hem weten. “Maar hoe komt het dat jij al zo vroeg drinkt?” En dan komt het verhaal…
Sinds een paar maanden is zijn vrouw met pensioen. Zelf is hij al jaren thuis en dat vond hij maar wat fijn. De hele dag alles op zijn dooie gemak en geen gezeur aan zijn hoofd. Zijn vrouw legde wel allerlei briefjes klaar, maar die negeerde hij categorisch. Maar nu is ze dus ook thuis en het stille huis is veranderd in een hel. “Een hel?”, vraag ik verbaasd. “Een hel!”, bevestigt hij nog maar eens.
De hele dag loopt zijn vrouw te commanderen en wat hij ook doet; het is nooit goed. Alsof er onophoudelijk een brandweersirene staat te loeien: ‘doe dit, doe dat’. Om gek van te worden! Dus slaat hij voortaan op de vlucht. Elke dag om 11.00 uur springt hij op de fiets om na een korte tocht bij de friettent uit te komen voor zijn twee biertjes. Elke dag zit hij hier te drinken en te denken om pas tegen drieën weer op huis aan te gaan. Zo heeft hij een manier gevonden om het een beetje dragelijk te maken.
“Wat doe je dan al die tijd hier op het bankje?”, vraag ik hem. “Een plan maken,” zegt hij, “hoe ik op een goeie dag tegen haar zal zeggen, dat ik na 50 jaar ongelukkig huwelijk alsnog wil scheiden.” Hij droomt van die dag die toch óóit moet komen, want “niemand kan toch tot de dood in een hel blijven leven?” voegt hij er wanhopig aan toe.
De vriend staat op en wenkt mij om mee te gaan voor het vervolg van onze wandeling. “Het bankje is weer van jou,” zeg ik, “want als dit het enige is dat je op dit moment gelukkig maakt, moet je er zuinig op zijn.” En hem veel wijsheid en moed toewensend, vervolgen wij onze tocht door het prachtige bos om na een paar uur moe en voldaan thuis te komen.