Het veulentje dat een panter wilde zijn

Dat ook dieren af en toe worstelen met hun geaardheid en identiteit bleek laatst maar weer eens. Bij de bekende paardenfokker Hartman was een goudbruin veulentje geboren. De fokker liet het vol trots aan iedereen zien. Al snel stond het veulentje op zijn stevige beentjes en keek het onverschrokken om zich heen. Maar die dappere blik werd enigszins ontkracht door het fluweelzachte vachtje en de dikke, lange wimpers die haar grote, donkere ogen omfloersten.

De eerste maanden groeide het veulentje gemakkelijk en gelukkig op. So far so good. Als hij met de jongens onder de paarden speelde, was hij flink aan het ravotten en aan het rennen. En rennen kon hij; elke dag weer een beetje harder. Maar als het paardje met de meisjes speelde, maakte het frivole huppelpasjes. “Misschien wordt het toch wel meer een dressuurpaard”, dacht fokker Hartman verlekkerd als hij haar zo bezig zag. Maar toen het paardje voldoende gegroeid was en de fokker het beestje onder het zadel wilde brengen, begon het dier woest te stampen en te briesen. Na heel veel pogingen concludeerde de fokker dat dit paard nooit bereden zou kunnen worden.

Op een dag zette de fokker alle paarden in de wei. Het jonge paardje kreeg een deken met zebraprint tegen de horzels en de vliegen. Maar alle paarden lachten hem uit: “Jij bent geen paard, jij bent een zebra.” En de een riep: “Misschien weet je wel helemaal niet wie je bent.” Waarna een ander snoof”: “Je wilt geen hengst zijn, maar ook geen merrie. Geen renpaard en geen dressuurpaard. Maar wat ben je dan wel?”

Verdrietig moest het paardje bekennen dat hij het ook niet wist. En toen bedacht iemand dat hij maar eens in de nabijgelegen dierentuin moest gaan kijken. Misschien dat hij daar zijn ware aard kon ontdekken. Zo gezegd, zo gedaan.

Het paardje liep langs de olifanten. Wat waren ze dik en sloom. Nee, daar wilde hij zich niet mee identificeren. De apen dan? Maar die waren zo nieuwsgierig en brutaal dat het zéker niets kon worden. De slang vond hij te glibberig en gemeen, de vogels te luidruchtig en zo ongedurig. De beren waren te lui, de vlinders te kwetsbaar, de pissebedden te klein en de giraffe te groot. En net toen het paardje dacht dat hij hier nooit zijn identiteit zou vinden, zag hij opeens een klein pantertje. Stoer en nergens bang voor. Snel en niet moe te krijgen. Maar ook superzacht en zó lief zoals hij daar lekker in het zonnetje lag te snorren. En toen wist het paardje het zeker: dit is wie ik ben: ik ben een panterpaardje.

Opgetogen rende hij terug naar de stal en vertelde iedereen die het wilde horen dat hij voortaan een panterpaardje was. En om zijn hervonden identiteit te bekrachtigen, bestelde fokker Hartman een dek met een heus panterprintje. Vanaf die dag staat het paardje met opgeheven hoofd te pronken in de wei. De andere paarden zijn inmiddels diep onder de indruk van dit dappere veulentje dat geen paardje wilde zijn, maar nu het beste panterpaard van de stal is.

Bij de stal van fokker Hartman wappert voortaan vol trots de regenboogvlag. En alle dieren leefden nog lang en gelukkig.

Deel 1 uit de serie: Kinderverhalen voor volwassenen
Lees ook de andere verhalen uit deze serie: ‘Het tegendraadse boompje’ en Winterkoning

Eén opmerking over 'Het veulentje dat een panter wilde zijn'

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: