Het is een druilerige zondagmiddag. Hét ideale moment om weer eens naar een museum te gaan. De keuze valt op het Noordbrabants museum. De laatste keer dat ik hier was, bezocht ik de tentoonstelling ‘Asjemenou‘ met een presentatie van maar liefst 100 Nederlandse karakteristieken. Van alles kwam voorbij. Van het oer-Hollandse Dafje tot de eerste poster van de Pacifistisch Socialistische Partij met de naakte dame, de koe en de slogan ‘Ontwapenend‘. En natuurlijk mochten ook de flippo’s, de wuppies, het drumstel van Ceasar Zuiderwijk, het cassettebandje en de cd-speler niet ontbreken. En Loekie was er; het leeuwtje dat al vanaf de jaren ’70 irritante reclames op moet leuken en dat sinds de Olympische Spelen wéér mag doen.
Maar vandaag ga ik weer eens échte kunst snuiven. Ik stort mij op de werken van Salvador Dali en Pablo Picasso; twee mastodonten in de kunstwereld. Na dik twee uur slenteren langs de erotische schetsen en zelfgemaakte advertenties van Dali – een kant die ik helemaal niet van hem kende – en de vele etsen van Picasso heb ik nog even tijd om de vaste collectie van het museum te bekijken over mijn Brabant uit lang vervlogen tijden. De expositie kan mij helaas niet echt bekoren; sterker nog: ik ga mij zelfs vervelen. Tijd voor een spelletje, want het museum is toch vooral een plek om te ‘ontdekken en te verwonderen’.
Dus sleep ik de vriend mee naar een vitrine met oude potten en pannen en stel ik hem de vraag: “Je moet straks iets mee naar huis nemen. Wat kies je?” De vriend, ook niet erg onder de indruk van al die oude zooi, weigert eerst om het spel mee te spelen, Maar na lang aandringen van mijn kant, kiest hij uiteindelijk voor een gevaarlijk uitziende hakbijl. En dan krijgt ook hij de smaak van het spel te pakken.
Hij troont mij mee naar een schilderij vol lelijke mannen met vrome gezichten. “Kies maar”, zegt hij. “Je móet iemand op dit schilderij kussen.” Ik gruwel bij de gedachte, maar ja, je moet kiezen, zo is het spel. Dus wijs ik naar de man met baard en enigszins stoer gezicht en fantaseer de rest er ter geruststelling bij. Enigszins wraakzuchtig sleep ik de vriend mee naar een Rubensachtig schilderij vol naakten. Maar nog vóórdat ik mijn prangende vraag kan stellen, bast een norse bewaker plotseling uit het niets: “Wát zijn we hier aan het doen?”
Tja… wat doe je dan? Hard weglopen of ook de man een leuke dag bezorgen? Ik kies voor het laatste en stel hem de vraag: “U moet kiezen: welke dame op dit schilderij gaat straks na sluitingstijd met u mee naar huis?
De suppoost kleurt vuurrood. Wat is dat nou? Zo oneerbaar kan de vraag toch niet zijn? Het is maar een spel! “Elke dag dat ik hier sta, bedenk ik dat ik deze schoonheid op een dag mee naar huis zal nemen”, bekent de suppoost met het schaamrood nog nagloeiend op de kaken, “en nu kent u mijn geheim. Ik droom al jaren van haar”, voegt hij er nog – enigszins overbodig – aan toe. Ik geef de suppoost een vette knipoog. “Geeft niets hoor. Keep on dreaming: dat maakt een dag een stuk leuker.” En dan klinkt de gong door de museumzalen en verzoekt een vriendelijke stem ons om richting de uitgang te gaan.
De mooie dame hangt nog altijd in het museum en de suppoost waakt bij haar. Elke dag.