Koud

Ik neem je even mee terug naar half december vorig jaar. Het is een gure, koude dag. Zo’n dag waarop je helemaal niet buiten wilt zijn, zéker niet als het ook nog begint te regenen. Maar laat ik nou net déze dag uitgekozen hebben om op zoek te gaan naar de bestrating voor mijn nieuwe tuin. Ik ben inmiddels al op drie adressen geweest, maar wil nog heel even naar een bedrijfje dicht bij huis. Ik moet snel zijn, want het wordt al donker.

Op het buitenterrein ontdek ik een gigantisch assortiment aan stenen in zoveel maten en kleuren dat ik al gauw door de bomen het bos niet meer zie. Eens even bij dat grote gebouw kijken of ik nog iemand kan vinden om mij op dit late tijdstip te helpen. Als de deur automatisch openschuift, kijk ik in een grote, donkere loods. “Hallo, is daar iemand?” Geen respons. Ik loop wat verder de loods in; af en toe roepend. En dan hoor ik helemaal achterin geluid; ik ga er op af. En weer gaat er een deur automatisch open. Ik stap een klein kantoortje binnen waar het bloed- en bloedheet is. Een gedrongen man in een rolstoel kijkt mij afwachtend aan. Hij heeft een dikke, gewatteerde jas aan en zijn capuchon is strak aangetrokken.

Enigszins overdonderd door de aanblik van de man, begroet ik hem. “Ik ben op zoek naar bestrating voor mijn nieuwe tuin, ” laat ik hem weten. “Maar er ligt hier zo veel dat ik niet weet waar ik moet beginnen.” “Dan begin ik maar bij het begin”, zegt de man en hij stelt een paar vragen om mijn ideeën en smaak te ontdekken. Om mij vervolgens – met minuscule bewegingen van zijn rechterhand – razendsnel alles op internet voor te toveren. Binnen drie kwartier zijn we er grotendeels uit. Nadat hij een offerte heeft uitgeprint, bedank ik hem voor de hulp en duidelijke uitleg. “Je vindt de weg wel terug hè?”, besluit hij ons gesprek. Ik wil niet flauw doen, maar ik vraag mij af hoe ik ooit weer uit deze loods moet komen; het is inmiddels aardedonker. Gelukkig biedt de zaklamp op mijn telefoon uitkomst.

Maar op weg naar huis laat het beeld van de gehandicapte man in zijn kantoortje mij niet meer los. “Ik heb het ijskoud,” had hij gezegd. “Vandaar dat ik mijn jas aan heb en mijn capuchon heb opgezet.” Die man zat daar moederziel alleen en kon slechts met één hand zijn muis, telefoon en joystick van de rolstoel bedienen. Dat is toch onverantwoord; zo’n werkplek zo achteraf, zo alleen en zo in het donker? Die nacht slaap ik zo slecht dat ik besluit om de volgende dag met een smoesje nog even terug te gaan.

Ik loop over het terrein naar de ingang van de loods. De deur gaat weer automatisch open. Ik loop door de loods naar achteren; nu weet ik de weg. Ook de tweede deur glijdt vanzelf open. En daar zit hij weer: de man in de rolstoel. “Ik zag je al van verre aankomen hoor. Zo’n 20 camera’s houden hier voor mij alles in de gaten. “Ik wilde alleen maar even zeker weten dat het goed met u gaat”, zeg ik zachtjes. “Met mij gaat het prima”, laat de man weten. “Ik kan niet veel, maar ik red mij met weinig. En wat ik zelf niet kan, lost de technologie voor mij op; net zo makkelijk. Alleen die kou gisteren hè. Daar had ik even niet van terug. Die bracht mij zó uit mijn doen. Gelukkig is het vandaag weer helemaal anders. Kopje koffie dan maar, nu je hier toch bent?”

Na een half uurtje neem ik weer afscheid. “Je weet de weg wel terug hè?”, besluit hij wederom ons gesprek. Eenmaal buiten haal ik opgelucht adem. Het is koud, maar lang niet meer zo koud als gisteren.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: