


Hij zit al een hele tijd in mijn tuin te scharrelen. Trippelend door het dikke bladerdek dat nog altijd op het pad ligt. Turend in elk kiertje en gaatje, op zoek naar zaden, wormen en insecten. Je ziet hem nauwelijks tussen het dorre blad. Zijn vaalbruine kleur vormt de perfecte camouflage. Een piepklein bolletje met een olijk opstaand staartje. Zijn grootse naam past totaal niet bij zijn verschijning. Over wie ik het heb? Over de winterkoning natuurlijk.
Van kop tot staart meet de winterkoning amper tien centimeter En op de weegschaal komt hij niet verder dan het gewicht van twee suikerklontjes. Ook zijn verschijning is niet echt koninklijk als je hem vergelijkt met ander grootheden onder de vogels zoals de zeearend, de havik of de pauw. En koning van de Winter? Echt niet; de kleine rakker kan helemaal niet tegen kou. Strenge winters zorgen er voor dat zijn soortgenoten massaal het loodje leggen. Met slechts negen gram gewicht kun je natuurlijk ook nauwelijks vet onder de veren hebben. Hoe komt dit onopvallende vogeltje dan toch in hemelsnaam aan zo’n grootse naam? Ik zal het je vertellen.
Op een dag – lang gelden – kwamen alle vogels bij elkaar op een open plek in het bos. Net als de andere dieren wilden ook zij een echte koning: een koning van de vogels. Maar hoe kies je een koning uit je midden? Moest hij de grootste zijn? De sterkste, de snelste, de mooiste? Na intensief overleg kwamen alle vogels tot de conclusie dat degene die het hoogste kon vliegen de koning van de vogels zou moeten zijn. En zo geschiedde.
Er werd een jury gevormd bestaande uit laagvliegers zoals de korhoen, de kwartel en de meerkoet. En nadat de meerkoet met een schelle kreet het startsein had gegeven, vlogen alle vogels pijlsnel de lucht in, hoger, hoger, alsmaar hoger. Maar daar kwamen de eerste al weer naar beneden en rap volgden er meer. Pffff…het ging hen veel te hoog; dat was niet vol te houden.
Toen alle vogels afgevallen waren en alleen nog de adelaar hoog in de lucht zelfverzekerd zijn cirkels draaide, leek de strijd beslecht te zijn. De adelaar keek eens goed om zich heen en maakte nog een ererondje. En juist op het moment dat hij besloot om met een duikvlucht naar beneden te gaan om zijn overwinning op te eisen, ontsnapte een klein, bruin vogeltje uit zijn verendek. Al die tijd had het kleintje zich schuil gehouden, maar nu liet het luidruchtig van zich horen. Zo’n 10 meter boven de adelaar draaide hij rondjes en jubelde hij: “Kijk: ik vlieg het hoogste van allemaal. Ik ben de koning”. Alle vogels op de grond waren met stomheid geslagen. Wat flikte die kleine nou? Eenmaal op de grond beschimpten en bespuugden ze hem. Maar de adelaar moest hartelijk lachen om deze kleine doerak en hij sprak: “De wedstrijd is niet helemaal eerlijk gegaan, maar de moed en vindingrijkheid van dit vogeltje móeten beloond worden. Ik stel voor dat ik ’s zomers uw koning ben en dat dit vogeltje voortaan uw winterkoning is.” En zo gebeurde het.
Het kleine vogeltje was maar wat blij met deze eervolle benoeming. En om zijn blijdschap te tonen, laat hij – als een van de weinige zangvogels – ook in hartje winter luidruchtig van zich horen. Want tegen de kou kan hij niet, maar zingen kan hij als de beste. Je hoort zijn gejubel al van verre. Het gezegde ‘klein postuur, grote mond’ moet wel voor deze kleine schavuit bedacht zijn. Hou hem in de gaten; hij is een koning.
Deel 3 uit de serie: Kinderverhalen voor volwassenen
(Lees ook eerdere verhalen uit deze serie: ‘Het veulentje dat een panter wilde zijn‘ en ‘Het tegendraadse boompje’