


Het is een gewone zondagmiddag als ik mij aansluit bij een voorstelling van drie vertellers. Nu ik zelf een vertelcursus heb gevolgd, ga ik graag naar professionele vertelvoorstellingen. Kan ik alvast een beetje fantaseren over hetgeen ik straks zélf op het podium denk te gaan doen zodra ook ik de vertelkunst beheers. En zodra ik natuurlijk genoeg lef heb om op een podium te gaan staan.
Bij een vertelvoorstelling is het publiek over het algemeen wat ouder. Of juist heel jong, als de voorstelling voor kinderen is bedoeld. Maar tussen de kinderleeftijd en de grijze golf is weinig luisterend publiek te vinden. Het lijkt wel alsof kinderen het luisteren naar verhalen op een gegeven moment afleren om het pas op latere leeftijd weer opnieuw te ontdekken.
Dus ook deze zondagmiddagvoorstelling géén jeugdigheid in het publiek behalve dan één opmerkelijke jongeman. Met zijn lange, bruine, sluike haren, bleke gezicht en uitzonderlijk lange vingers is hij een vreemdeling in het verder uniforme gezelschap. Zijn broek is groen als het mos van een bospad en zijn shirt is lichtbruin. Alles is zacht, bleek en kleurloos aan deze jongen die me eerder aan een elf doet denken dan aan jongeman van deze tijd. Wie is hij en wat brengt hem hier?
En dan staat hij opeens op en betreedt met lichte tred het podium. Uiterst behoedzaam gaat hij zitten op een kaarsrechte stoel. De knieën tegen elkaar gedrukt; de onderbenen iets schuin onder zich weggedraaid. Met een vrome, zachte blik kijkt hij even de zaal in waarna hij zijn instrument – een luit – oppakt en zijn lange vingers in positie zet. Het is doodstil in de zaal en om de spanning nog wat op te voeren, laat hij de stilte nog even voortduren.
En dan – uit het niets – klinkt er een geluid: zo fragiel dat het regelrecht uit de hemel lijkt te komen. De jongen bespeelt de luit met een onvoorstelbaar gemak. Zijn vingers dansen lichtvoetig over de snaren en wat ik hoor is van een ongekende schoonheid. Het kan niet anders: hier speelt een échte elf op een luit en hij tovert de mooiste muziek uit zijn instrument en ik kan alleen maar ademloos luisteren.
De jongen speelt en speelt. Het ene lied naar het andere af en toe onderbroken door een kort verhaal van een van de vertellers. Maar het is de zonderlinge jongen die vandaag het allermooiste verhaal vertelt. Het verhaal van de luit.