


“Zei jij nou paardenlul?”, vraagt de vriend mij verbaasd, nadat ik hem zojuist liefkozend heb aangesproken. Ik kan niet anders dan bevestigen: want inderdaad, bij wijze van troetelnaam heb ik hem zojuist zomaar ‘paardenlul’ genoemd. Ik gebruik graag af en toe wat krachttermen bij het aanspreken van mijn lief. Niet omdat ik het meen; nee joh, verre van! Ik heb gewoon plezier in een beetje vriendelijk schelden. De vriend moest wel even wennen aan deze rare gewoonte, maar inmiddels vindt hij het geen enkel probleem meer. Sterker nog… hij vindt het zelfs wel leuk.
Nou is schelden en vloeken beslist niet mijn gewoonte. In discussies blijf ik altijd uiterst beleefd en fatsoenlijk. Slechts een hele, enkele keer ontsnapt mij wel eens een boze of gekwelde vloek, maar die wordt dan onmiddellijk gevolgd door een stroom aan welgemeende excuses. En écht boos word ik ook maar zelden. Als ik al eens een keer boos ben zal ik nooit grove woorden gebruiken. Nee, dat liefdevol schelden doe ik echt alleen maar in een hele veilige en vooral gezellig situatie. Waarbij de toon altijd zacht, mild en bijna strelend is, zodat de ontvanger zich eerder gevleid dan beledigd voelt.
Wat betreft mijn ‘troetelnamen’ is de vriend dus wel wat gewend, maar toen ik dus onlangs ‘paardenlul’ ten tonele voerde, keek hij mij toch wel enigszins vreemd aan. We hadden namelijk zojuist samen een spannende misdaadserie gekeken en daarin liep het niet goed af met de ene crimineel die de andere crimineel ‘paardenlul’ noemde. Maar ja, hier ging het om twee criminele macho’s die niet voor elkaar onder wilde doen. Dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden.
Liefdevol schelden… ik weet het: het is raar maar het is ook weer eens iets anders dan het flauwe, zoetsappige ‘schatje, popje, beertje, duifje, honneponnetje’ en zo meer waarvan ik eerlijk gezegd gewoon moordneigingen krijg.