


“Hebben jullie een pomp?”, vraagt de kleine meid met luide stem. Ze is zojuist met haar vader en broertje op de camping aangekomen. Ik had ze al in de smiezen, want vader liep maar over het veldje te dolen. Hij kon de hem toegewezen plek niet vinden. Dat is wat kamperen zo leuk maakt: voor je tentje zitten en alles bekijken en van commentaar voorzien. Al moet ik zeggen dat er niet zo veel meer gebeurt op een hedendaags campingveldje. Campings worden tegenwoordig vooral bevolkt door mensen met campers en caravans. En eerlijk gezegd is dat toch een heel ander slag volk dan de notoire kampeerder.
Maar terug naar de kleine meid die alles weg heeft Pipi Langkous. Ze draagt een allegaartje van kleren en sieraden: een vrolijke kakofonie van kleuren en patronen. Een knalroze haarband probeert haar wilde krullen in bedwang te houden. Op haar neus prijkt een vlammend rood brilletje. En ze springt voortdurend van het ene op het andere been, terwijl haar armen alle kanten op maaien. Dit kind is een en al beweeglijkheid.
Maar ze moet dus een pomp hebben. “Wat voor pomp heb je nodig?”, vraag ik haar. “Voor het luchtbed, voor je fiets?” “Nee, gewoon een pomp om dat ding op te blazen.” “Maar wát ga je dan opblazen?”, probeer ik nog een keer. Maar het meisje rent al weer weg, roepend naar haar vader hoe dat ding heet dat opgeblazen moet worden. Het blijkt een buizentent te zijn. Hartstikke mooi en makkelijk. Vader heeft de tent speciaal voor dit kampeerweekend gekocht. Maar ja… zonder pomp komt de tent met geen mogelijkheid overeind. Vader gaat alle veldjes af op zoek naar een soortgelijke tent. Deze moeite had hij zich kunnen besparen; alleen wij hebben een tent.
“We gaan survivallen!”, roept het springding. “We slapen vannacht gewoon buiten. Ik wil de sterren zien.” “En als het dan gaat regenen of te koud wordt?”, vraag ik nog met enige bezorgdheid. “Nou dan worden we gewoon nat. Of we komen bij jou in de tent slapen. Jouw tent is groot genoeg!” En weg is ze alweer. Ze klautert in een appelboom en roept dat ze van hieraf over de héle camping kan kijken. Ze vliegt naar de schommel en gaat hoog, hoger, hoogst. Haar krullen wapperen vrolijk in de wind.
Het zal mij benieuwen of deze stuiterbal vannacht aan slapen toekomt. Maar als ik om 23.00 uur terugkom van een douche zie ik hoe vader, zoon en dochter diep weggedoken in hun slaapzakken in diepe rust zijn. Die nacht steekt er een stevig windje op. Het geruis van de bladeren klinkt als het mooiste lied.
“Heb jij ook zo lekker geslapen?”, vraagt de kleine meid als ik bij het ochtendgloren mijn tent open. En ze springt van het ene op het andere been. Ze rent naar de schommel en gaat al weer hoog, hoger, hoogst. “Ik maak de wind!”, roept ze vrolijk uit. “Ik maak de wind. Een wervelwind.” Nou volgens mij máákt ze niet alleen een wervelwind; ze is het gewoon.
Een echte wervelwind!
Prachtig verhaal
Zomerse groet,
LikeGeliked door 1 persoon
Dank Rob
LikeLike