


Nog dagenlang flitsen de filmbeelden door mijn hoofd. Fragmenten die natuurlijk sterk overtrokken, maar nog altijd akelig actueel zijn. Dat betweterige toontje van de hoofdzuster die weet wat goed is voor haar patiënten. Dat protocol dat vóór alles gaat ook al vragen de patiënten met gegronde redenen om iets anders.
Deze week heb ik op een avond weer eens gekeken naar de klassieker ‘One flew over the cuckoo’s nest’ uit 1975. Het is misschien wel de vijfde keer dat ik de film zie, maar hij blijft mij aangrijpen. Was is het toch dat deze film zo tijdloos maakt?
Het is dinsdagavond 18.00 uur. Ik ben bij de vriend op bezoek in het ziekenhuis waar hij al een paar dagen verblijft na een val met de racefiets met vervelende consequenties. Alle patiënten op de zaal hebben zojuist de warme maaltijd gekregen. “Het eten is hier best goed,” fluistert de vriend mij toe, “maar de pompoensoep van vandaag smaakt echt nergens naar.” Een verpleegkundige komt binnen om de dienbladen op te halen. “Heeft het allemaal gesmaakt?”, vraagt ze aan de mevrouw in het bed tegenover de vriend. “Het was lekker, maar de soep laat ik staan”, zegt de mevrouw. “Eet hem toch maar op”, dringt de verpleegkundige aan. Maar de mevrouw weigert en de verpleegkundige houdt vol. “U moet goed eten, dus eet de soep toch maar op”, blijft ze zichzelf herhalen.
Met spanning volg ik dit tafereel. Gelukkig wint de mevrouw. Het dienblad met de slechts kort geproefde soep wordt meegenomen. Die avond komt de verpleegkundige nog even terug bij de vriend, want hij heeft iets niet gedaan wat hij volgens haar wel had moeten doen. “Stouterd!”, maant ze hem met een corrigerend vingertje en dat doet ze de volgende dagen nog een paar keer als iets niet helemaal volgens haar wensen verloopt. Als de vriend om uitleg vraagt waarom de behandeling gaat zoals deze gaat, is het antwoord steevast: ‘Dat is het protocol”. En als de vriend tegensputtert, omdat zijn situatie inmiddels is veranderd, blijft het protocol het protocol. Daar wordt niet aan getoornd.
Op het ziekenhuis volgt de revalidatiekliniek voor 60-plussers en daar wordt het nog erger. Want de vriend kan dan wel een zeer vitale duursporter zijn die in de uren voor de val nog met gemak 130 km in een snelheid van zo’n 30 km/uur wegtrapte, hier in de revalidatiekliniek ziet men hem als een oude man. De verzorgers komen hem minstens drie keer roepen voor de maaltijd, terwijl hij de klok natuurlijk prima zélf in de gaten kan houden. En als hij iets doet dat niet helemaal volgens de regels is, wordt hij bestraffend toegesproken. Tijdens een douchebeurt, die overigens uit oogpunt van bezuinigingen eigenlijk niet meer gegeven mag worden, ratelt de verzorgende aan één stuk door over wat de vriend allemaal wel en niet moet of mag doen. Geen vragen, geen moment van stilte. Nee, één lang monoloog boordevol adviezen. Waarschijnlijk goed bedoeld maar totaal niet afgestemd. “Er is geen ontsnappen aan”, verzucht de vriend als de verzorgende eindelijk de kamer heeft verlaten. Ik word doodmoe van alles hier.”
“Morgen kom ik vrij!”, roept hij dan ook naar zijn vrienden op Signal als de ontslagdatum bekend wordt. En weer doemen de filmbeelden bij mij op. Vijftig jaar later is er nog altijd zo veel gelijkenis met die klassieker van toen.
One flew over the cuckoo’s nest