


“Nee! Dat kan écht niet. Zo kun je een verhaal niet beginnen!”, roept de vriend verontwaardigd uit. “Dadelijk denken je lezers nog dat je de nieuwe Xaviera Hollander bent!” “Maar het is gewoon de waarheid”, is mijn verweer. “Overal op de schilderijen van Jeroen Bosch zie je piemels. Hoe langer je kijkt, hoe meer je er ziet. Met geen mogelijkheid kun je het niet zien. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de talloze achterwerken waar van alles uitschiet of ingestoken wordt. Zo absurd allemaal”.
Eerder deze week heb ik uren rondgestruind in het Jeroen Bosch museum in Den Bosch. Aansluitend ben ik meegegaan op de Jeroen Bosch vaarroute. Museum en boottocht met gids zijn absoluut een aanrader als je meer wilt begrijpen van het bijna surrealistische werk van deze schilder.
Jeroen stamt uit een echte schildersfamilie afkomstig uit Aken. Via Nijmegen vestigt de familie zich uiteindelijk in ‘s-Hertogenbosch. Jeroen, die officieel Jheronimus heet, wil zich wat meer onderscheiden van de andere schilderende gezinsleden. Hij ondertekent zijn werken met Jheronimus Bosch in de plaats van Jheronimus van Aken. Bij leven is de jonge Bosch al een gevierd schilder en dat is best bijzonder. De meeste kunstenaars zijn arme sloebers die pas ver na hun dood op waarde worden geschat. Maar Jheronimus niet: hij krijgt opdrachten van de top van de Europese adel. Als hij op 55 jarige leeftijd sterft, is hij een gewaardeerde kunstenaar en rijke man.
We kennen Jheronimus Bosch natuurlijk van zijn rariteitenkabinet; de boeventronies met hun scheve, tandeloze bekken en uitpuilende ogen. De duivels, demonen en dieren die uit een andere wereld lijken te komen. De schilderijen van Bosch staan barstensvol verhaal en symboliek. Jheronimus was een streng gelovig mens, al nam hij het kerkelijk instituut regelmatig op de korrel door ook hun leiders af te beelden als zondige (lees: hebzuchtige en wellustige) figuren. Bosch kon lezen, schrijven en beheerste het Latijn. Dit in tegenstelling tot de meeste van zijn stadsgenoten. Met zijn absurdistische beeldtaal wilde de moralistische Jheronimus zijn zondige medemens waarschuwen voor de Dag des Oordeels. De dag die volgens hem absoluut nabij was.
Bosch maakte vooral drieluiken. Op het linker luik schetst hij daarbij steevast het aardse paradijs waarin alles goed, fijn en lief is. Het middendeel verbeeldt het leven van de losbandige mens die sterk gedreven wordt door macht, hebzucht en lust. En op rechts volgt dan onherroepelijk de eindbestemming van deze zondige mens: de hel en het vagevuur.
Vluchtig langs de vele werken in het Art Center lopen, kan eigenlijk niet. Naar schilderijen als ‘De Hooiwagen’ en ‘De Tuin der lusten’ blijf je turen. Al die vreemde figuren die ergens voor staan. Het varken als symbool voor de onbetrouwbaarheid van mensen. De afgesneden oren als straf voor een misdaad. De met spiezen doorboorde lijven als waarschuwing dat niemand zich aan het laatste oordeel kan onttrekken. Zo veel details, verwijzingen en waarschuwingen. En altijd gaat het over hetzelfde: goed en kwaad, hebzucht en wellust, macht en misbruik. Onderwerpen waar het eeuwen later nog steeds over gaat.
En altijd weer die piemels!





