De duif

Eindelijk krijg ik meneer Vissers uit Hendrik Ido Ambacht aan de lijn. “Ik moest helemaal van achter uit de tuin komen en dat is een flink stuk lopen”, laat hij mij weten. “Ik ben met roundup aan het spuiten om alle onkruid uit het gras te krijgen. En dat moet vandaag gebeuren, want morgen komen de kleinkinderen en die wil je niet met dat spul confronteren”, voegt hij er nog aan toe. Ik zucht: duivenmelkers zijn dus niet per se natuurliefhebbers en bovendien is het niet mijn bedoeling om naar een uitgebreid relaas van deze man te luisteren. Hij moet aanhoren wat ik te vertellen heb. Ik bel hem immers niet voor niets. Want wat is het geval?

Vanmorgen trof ik een duif aan in de overkapping bij mijn schuur en het beestje was zo duf als een konijn. Hij hipte niet opzij toen ik aan kwam lopen, vloog niet weg en keek glazig uit zijn kleine oogjes. Hier was duidelijk iets niet in orde. De duif leek niet gewond. Met kleine stapjes dribbelde hij langzaam door mijn overkapping en toen ik hem voorzichtig op wilde pakken, vloog hij moeizaam een klein stukje op. Het beestje was uitgeput en kon de weg naar huis niet meer vinden. Aan zijn beringde pootjes kon ik zien dat er wel een ‘thuis’ moest zijn. Ergens zat iemand vol spanning op de terugkeer van deze duif te wachten. Maar wie en waar?

Ik ben de hele dag met het beestje bezig geweest; zelfs een uitgeputte duif laat zich niet zo makkelijk vangen. Toen ik eindelijk het registratienummer genoteerd had, kon ik verder gaan zoeken op de site van de NPO. Nee, niet de Nederlandse Publieke Omroep, maar op de site van de Nederlandse Postduif Organisatie. Op dat moment bekroop ook mij een gevoel van spanning. Zou ik hier te maken hebben met een topduif? Met een kampioen, een miljoenenexemplaar die het – na talloze uren van vliegen – nu bij hoge uitzondering even moeilijk had gekregen?

De site en het registratienummer leidden mij naar meneer Vissers; de man die dus net met heel vuil gif het onkruid in zijn tuin aan het bestrijden was. Al snel wordt duidelijk dat niet Vissers, maar meneer Roberts de eigenaar is van de uitgeputte duif. Vissers heeft de duif ruim een jaar geleden voor een hele mooie prijs aan Roberts verkocht. Maar Roberts heeft de duif niet ‘ingeschreven’. “Dat gaat hem punten kosten”, bromt Vissers aan de telefoon, “en ik hoop dat hij geschorst wordt. Roberts houdt zich niet aan het reglement en daar baal ik van. Ik zal hem voor deze ene keer laten weten waar hij zijn prachtduif op kan halen, maar dit moet hij geen tweede keer flikken!” Vissers is boos; heel erg boos en dat laat hij duidelijk horen.

Of ik de duif in afwachting van de komst van Roberts wil voeren met rijst en suikerwater. “Nee beslist geen brood, daar kan een topduif niet op vliegen.”

Vijf dagen later gaat de bel en staat meneer Roberts voor mijn deur. Ik kan niet anders dan hem vertellen dat de vogel al weer is gevlogen. Twee dagen heb ik de duif in een kratje opgesloten en drie keer per dag voorzien van rijst en vers suikerwater. En toen vond ik het welletjes. Een vogel, dus ook een duif, moet kunnen vliegen. “Het was een topexemplaar”, roept meneer Roberts hevig verontwaardigd uit, “misschien is de duif nu wel dood!”, jammert hij nog even door.

Tja… wie zal het zeggen: Is de duif dood of leeft hij gelukkig en in alle vrijheid?

2 gedachten over “De duif

  1. Bij mij was precies hetzelfde het geval.
    Ik hoefde de duif niet te vangen maar maakte foto’s van het ringetje. Door de verschillende foto’s te combineren kon ik de code ontcijferen. De Duivenorganisatie verwittigd dat er een vermoeide duif in mijn tuin was neergestreken. Ook het advies gekregen wat rijst en suikerwater neer te zetten. De duif heeft een paar dagen rondgehangen en is verdwenen.

    Like

Plaats een reactie