


“Of ik haar even behulpzaam kan zijn”, vraagt de mevrouw aan de telefoon. Ze heeft me gisteren een mail gestuurd en ’s avonds al 3x gebeld en nu probeert ze het nog maar eens. Ze is haar wachtwoord kwijt en kan niet meer inloggen op onze site. Vervelend, want ze wil graag meedoen met ons symposium. “We hebben een nieuw systeem”, laat ik de mevrouw weten. “Voor dit systeem moet u even opnieuw een account aanmaken en dan kunt u weer inloggen”, leg ik haar uit. Het is inmiddels 6 jaar geleden dat mevrouw een cursus bij ons volgde, maar van een nieuw account wil ze niets weten. “Ik ben gewoon mijn wachtwoord kwijt en nu moet u mij een nieuw wachtwoord geven. Daar heb ik recht op!”, komt er volledig onzinnig achteraan.
Geduldig leg ik de mevrouw nog een keer uit dat ze voor ons nieuwe systeem opnieuw een account moet aanmaken waarna ze zelf een wachtwoord kan kiezen. Maar boos vraagt mevrouw of ik haar nou nog ga helpen of niet? Ik besluit dat het het beste én het snelste zal zijn om toch maar even alle stappen met haar door te lopen. Maar ‘snelheid’ blijkt een begrip te zijn dat deze mevrouw niet kent.
We beginnen met het ingeven van haar naam. Voorletters en achternaam moeten natuurlijk met hoofdletters “maar dat lukt me niet met één hand”, zegt ze stellig. “Ik corrigeer het achteraf wel voor u”, stel ik haar gerust in de hoop dat we een beetje vaart kunnen maken. Maar nee: tergend langzaam gaan we door de vragen. En iedere keer komt er een verhaal dat ik noodgedwongen moet afkappen. Wat interesseert mij het welke opleidingen en cursussen deze vrouw allemaal heeft gedaan, wie ze allemaal kent en hoe vaak ze voor haar werk op pad moet? Ik wil door! Verder met het werk dat met steeds meer urgentie ligt te wachten. Maar mevrouw houdt mij in haar tang. Als we dan na 3 kwartier eindelijk bij de keuze van een wachtwoord zijn waarbij ze minimaal één hoofdletter, één cijfer en één leesteken moet ingeven, geeft ze aan nu toch écht even de telefoon neer te moeten leggen, want “ik moet toch snappen dat ze dit met een hand beslist niet in kan vullen.”
“Ga uw gang”, zeg ik nog altijd verbazingwekkend rustig. “Ik wacht.” Mevrouw legt de telefoon neer en neemt de tijd. Dan komt ze weer aan de lijn, maar niet om te zeggen dat het wachtwoord aangemaakt is, maar om mij te vertellen dat ze bezig is met het invullen van het wachtwoord “en dat gaat echt niet zo snel als ik denk dat het kan gaan!” Bovendien moet ze het ter controle 2 keer invullen “en waar is dat nou weer voor nodig?”
Als mevrouw de monsterklus eindelijk heeft geklaard, komt ze weer aan de lijn. Vriendelijk vraag ik haar of ze nog eens goed naar het programma van het symposium wil kijken. Het is namelijk zeer specialistische materie voor datadeskundigen en ik kan mij met geen mogelijkheid voorstellen dat deze vrouw tot die doelgroep behoort. Maar dan heb ik buiten de waard gerekend. “In de beschrijving staat dat het gaat om de monitoring van het bos en als bioloog doe ik de hele dag niets anders”, dient ze me hooghartig van repliek. “Ik verwacht dus dat het zéker ook gaat over planten en dieren en over de kwaliteit van lucht en water in het bos. Want als dat niet het geval is, deugt de beschrijving niet. Dan moeten jullie het werk nog maar eens over doen. Goede communicatie is het allerbelangrijkste meisje”, komt er nog venijnig achteraan.
En dan vind ik het genoeg. “Ik denk dat we klaar zijn met uw vraag”, laat ik haar weten. “U hebt uw wachtwoord en u kunt zich aanmelden voor het symposium.” “Maar daar ga jij mij wel bij helpen”, snauwt de mevrouw. “Al ga ik eerst nog eens kritisch kijken of ik wel wil komen. Na 55 minuten kan ik het gesprek eindelijk beëindigen. Ik zucht diep; heel diep.
“Lastig gesprekje?”, vraagt een collega. “Dit kanniewaarzijn!”, breng ik kreunend uit.
Sjonge jonge, dat had ik echt anders gedaan. Mensen die vinden dat een computer “het gewoon moet doen” zijn niet te helpen.
LikeLike