Tuinbonen

Hoe is het mogelijk! Voor de eerste keer in mijn leven heb ik verse tuinbonen gegeten. Nou ja, verse… deze boontjes hadden er vanuit Spanje al een hele reis opzitten. Tuinbonen blijken een zomergroente te zijn en dat betekent dat de Nederlandse tuinboontjes nog even op zich laten wachten. Wist ik trouwens niet: dat tuinbonen een echte zomergroenten zijn. Maar blijkbaar is alles rondom dit boontje voor mij één groot mysterie. Niet alleen was het mij volkomen onduidelijk wanneer en waar dit boontje het beste groeit, maar vooral ook hóe.

Ik ken de tuinboon alleen van het potje en het diepvriesvak. Maar dat deze boontjes – die ik overigens altijd associeer met ingedeukte mannenbillen – in een lelijke, dikke peul groeien, is mij eigenlijk nooit verteld. Tot dat cruciale moment eerder deze week dan: toen ontdekte ik eindelijk de ware aard van dit bijzondere boontje.

Bij onze wekelijkse boodschappen deden we ook even de groenteboer aan en daar hoorde ik de vriend vol verbazing uitroepen: ‘Verse tuinbonen… ze zijn er weer!” Verlekkerd stond hij te kijken bij een grote krat vol dikke, kronkelige bonen. “Dat zijn toch geen tuinbonen”, deed ik nog een halfslachtige poging, want in niets leken deze kanjers op de kleine boontjes in mijn blik of diepvriespak. Maar voor de vriend was het een uitgemaakte zaak: “vanavond eten we verse tuinbonen. Met puree en een gebakken visje”, voegde hij er meteen aan toe om te voorkomen dat ik zou verzuchten dat ik helemaal geen menu paraat had. En dus kocht hij een belachelijk grote zak met kronkelige bonen.

Eenmaal thuis heb ik de boontjes meteen uit hun stugge omhulsel bevrijd. Best een tijdrovend klusje. Dát is natuurlijk de reden waarom dit boontje bij voorkeur in een potje of diepgevroren wordt aangeboden. Je hebt nogal wat verse bonen nodig om uiteindelijk een paar ons eetbare boontjes over te houden. De kooktijd van de gepelde tuinboontjes daarentegen is weer lekker snel: maximaal 10 minuten. Maar let op; nu komt het: voor het beste resultaat moet je het boontje ná het koken, nog een keer pellen. En dat is dan best wel weer even een gedoe. Maar het boontje dat je proeft ná die tweede pelling, blijkt een ware delicatesse te zijn.

En daarmee is er weer een misverstand uit de wereld geholpen. Want bijna alle kinderen hebben een hekel aan tuinbonen. De smaak is te bitter en het gevoel van dat stugge velletje dat soms eindeloos lang in je mond blijft hangen, ervaren kinderen als zeer onaangenaam. Ook ik gruwelde vroeger van een tuinboon in mijn mond en maar al te vaak heb ik ze stiekem uitgespuugd als ik weer eens aan tafel moest blijven zitten tot mijn bordje leeg was. Maar… als je het boontje dus vers koopt, kort kookt en daarna nog een keer ontdoet van zijn tweede huidje, blijkt het een smaakbommetje te zijn waar iedereen blij van wordt. Voor mij dus nooit meer een potje of bevroren boon. Tuinboontjes eet ik in de zomer en ik eet ze voortaan vers.

Al is er nu nog altijd één ding dat niet is opgelost: de associatie van het tuinboontje met ingedeukte mannenbillen. Heeft er iemand een suggestie hoe we dit beeld uit de wereld kunnen helpen?

2 gedachten over “Tuinbonen

  1. Het worden ook wel dubbeldoppers genoemd, bij ons thuis noemden we ze grote tenen, vanwege de vorm.

    Eet groente van het seizoen, lekker vers en uit eigen land.

    Heb je wratten wrijf erdan met de de binnenkant van de peul overheen.

    Like

  2. Het was een kwelling die tuinbonen vroeger. En waarom pel je niet gelijk alles eraf? Of werkt dat niet? Die mannenbillen, dat zie ik niet. Maar zover ben ik ook nog niet, hoop ik.

    Like

Plaats een reactie