


Er was eens een rijk man die op een prachtig landgoed in het mooie Florence woonde. Zijn naam was Leonardo Romano. Een echte edelman behorend tot een invloedrijke, Italiaanse, adellijke familie. Leonardo stond bekend om zijn liefde voor de jacht. Met regelmaat nodigde hij vrienden uit om samen met hem te gaan jagen. Dan waren de bediendes dagenlang druk met het poetsen van de geweren. Dan werden de broeken extra mooi geperst en de laarzen tot spiegels gepoetst. De paarden werden nog eens extra geborsteld en zelfs de honden zagen er pico bello uit. Alles, maar dan alles moest op en top in orde zijn. Want Leonardo was niet alleen een liefhebber van de jacht. Hij hield ook van uiterlijk vertoon.
Bij de jacht werd het beste vlees geschoten. Een edelhert, een wild zwijn en altijd wel een paar dikke fazanten. En als het aangeschoten wild dan op de kar gehesen werd en het gezelschap onder luid gelach en gejoel huiswaarts ging, was iedereen opgetogen. Want de rijke buit zou nog diezelfde avond als de meest kostelijke maaltijd geserveerd worden en alle deelnemers aan de jacht mochten aanschuiven aan het rijkelijk banket. Iets waar jij en ik alleen maar van kunnen dromen.
En zo ging het iedere keer. Maar bij de laatste jacht gebeurde er iets bijzonders. Er werden deze keer geen fazanten geschoten, maar het gezelschap nam een kraanvogel mee naar huis. Niet echt een vogel die een jager wil schieten, maar ja nu de kogel hem de genadeklap had gegeven kon hij maar beter door beste kok klaargemaakt worden.
Die beste kok was de Chico een oude Italiaan die het lekkerste wildgebraad op tafel wist te toveren. Chico stond bekend om zijn kookkunsten. Toen de edelman dan ook bij zijn landgoed arriveerde, overhandigde hij de kraanvogel vol vertrouwen aan zijn kok met de mededeling: “Chico maak er het mooiste van.” Chico ging onmiddellijk aan de slag. Maakte de vogel schoon, vulde hem met vruchten, groenten en kruiden en liet het dier uren en uren zachtjes garen. Al gauw verspreidde de heerlijke geur van het gebraden vlees zich ver buiten de keuken.
Een dienstmeisje dat juist bezig was met het ophangen van de was, kon niet anders dan haar neus volgen. Verlekkerd snoof ze de geur op bij het openstaande raam. “Chico, Chico”, riep het meisje. “Geef me een stukje van het vlees. Ik heb in geen jaren zo iets lekkers geroken.” En het meisje zei nog veel meer vleiende woorden waardoor de oude kok haar smeekbede écht niet kon weerstaan. Voorzichtig brak Chico een pootje af en gaf het meisje de kluif. Gelukzalig zakte zij op een bankje onder het keukenraam en verorberde het malse vlees.
Die avond ving het banket om 20.00 uur aan. Glimmend van trots bracht Chico de gebraden kraanvogel naar binnen. Voorzichtig zette hij de zilveren schaal voor de edelman op tafel. Leonardo keek zijn gasten genoegzaam aan. Het was overduidelijk wie in dit land de koning van de jacht was. Langzaam stond hij op en maakte zich klaar om de kraanvogel aan te snijden. Maar toen Leonardo het vlijmscherpe mes in het vlees zette, verstarde hij onmiddellijk. “Chico wat is er gebeurd?”, riep de edelman vol ingehouden woede. “Deze kraanvogel heeft maar één poot!”
De oude kok liet zich echter niet zo snel van de wijs brengen. “Mijnheer Leonardo: elke kraanvogel heeft maar één poot.” “Hoe bedoel je, één poot?” schreeuwde Leonardo nu echt vol woede. “Een kraanvogel heeft net als alle andere vogels twee poten. Wat is er gebeurd tussen de jacht en nu, jij vuile dief.” Maar zonder blikken of blozen bleef Chico beweren dat kraanvogels maar één poot hebben. “Als ik hier een levende vogel had, zou ik het u laten zien!” zei hij nog vol overtuiging
De edelman herpakte zich. In het bijzijn van zijn gasten kon hij natuurlijk geen ruzie maken met zijn kok. Snel bedacht hij een plan. “Goed,” zei hij, “morgenvroeg gaan wij bij zonsopgang samen op pad en om de kraanvogels bij het meer te bekijken. Maar wee je gebeente als ik gelijk heb! Dan is het einde van je dagen hier geteld.”
De volgende ochtend gaf meneer Leonardo in alle vroegte het bevel de paarden te zadelen. “We zullen eens even zien wie hier de leugenaar is,” gromde hij. Chico die tot dan toe heel rustig was gebleven, begon hem nu toch wel te knijpen. Want ja bij het grote meer stonden heel veel kraanvogels. Het liefste ging hij er maar meteen vandoor om nooit meer terug te komen, maar de edelman was vastberaden. “We gaan!”
Na dik een uur kwamen ze aan bij het grote meer. En daar stonden ze: de kraanvogels. Maar kijk nou. Ze stonden allemaal op één poot. Dat doen kraanvogels als ze rusten. “Mijnheer, mijnheer”, riep Chico opgetogen. “Kijk ik heb gelijk! Alle kraanvogels hebben maar één poot!” “Geloof jij dat nou echt?”, vroeg de edelman vol verbazing. “Ik zal jou eens wat laten zien!” En meteen klapte hij hard in zijn handen en slaakte hij een harde kreet. En meteen ontvouwden de kraanvogels hun tweede poot en vlogen klapwiekend op. “Zei ik het niet, vuile schurk!” riep de edelman. “Kraanvogels hebben twee poten!”
Heel even stond Chico met zijn mond vol tanden maar toen riep hij: “Maar mijnheer, als u gisteren aan tafel in uw handen had geklapt en hard had geschreeuwd, zou die kraanvogel óók zijn tweede poot ontvouwd hebben!”
En toen moest de edelman heel hard lachen. Want dit antwoord was slim bedacht. “Ja, Chico, je hebt gelijk. Dat had ik natuurlijk moeten doen.” De edelman gaf de kok een flinke klap op zijn schouder. Als twee vrienden gingen de mannen terug naar huis om nog diezelfde avond samen te genieten van de kookkunsten van de oude Chico.
Dit verhaal is een bewerking van een oud schelmenverhaal uit de Decamerone. Dit eeuwenoude boek telt honderd verhalen van Gionvannie Boccaccia en geldt als een van de mooiste werken uit de Italiaanse literatuur. Een schelmenverhaal laat zien dat je met slimheid en humor heel ver kunt komen.
:):):):)
LikeLike