Rastaknot

Ik kijk er al een hele tijd naar. Naar de knot van een jonge gast die hier zo behendig in het gezellige eetcafeetje loopt te bedienen. In zijn eentje houdt hij moeiteloos alle tafeltjes in de gaten; niemand hoeft lang te wachten. Met overvolle bladen loopt hij af en aan, terwijl zijn gigaknot vrolijk op zijn hoofd danst. Het is een grappig gezicht. Maar deze knot is niet zomaar een knot. Echt niet! Het grootste deel van zijn hoofd is namelijk gemillimeterd. En tóch staat er nog altijd een megagrote knot op zijn kruin.

Terwijl ik geniet van mijn hamburger en gekruide kringelfrietjes blijft de rastaknot mij bezighouden. Hoe kan een mens zoveel haar hebben op zo’n klein stukje hoofdhuid? Hoe zit dit ingenieus haarwerkje in hemelsnaam in elkaar? Ik krijg het maar niet bedacht. Dus besluit ik om het aan de jongen zélf te vragen. Anders kom ik er toch nooit achter.

“Is dat raar?”, vraag ik aan de vriend, “als ik die ober straks vraag hoe zijn knot in elkaar zit?” “Ja, dat is heel raar!”, is het snoeiharde antwoord. “Zet jezelf alsjeblieft niet voor schut! Wat moet zo’n jongen wel niet denken. Dit is nou typisch een voorbeeld van grensoverschrijdend gedrag; zoiets doe je gewoon niet.” Over zoveel stelligheid moet ik even nadenken. Is dat zo? Mag je dit soort vragen tegenwoordig niet meer stellen?

Als de jongen aan ons tafeltje komt om te vragen ‘of alles naar wens is’, bedank ik hem vriendelijk. “Het eten is prima. Maar…”, ga ik verder, “ik worstel met een vraag die ik maar niet beantwoord krijg.” De vriend kijkt mij vol ongeloof aan. “Kan ik de vraag misschien beantwoorden?”, vraagt de jongen met enige bezorgdheid in zijn stem. “Ik denk het wel. Ik ben namelijk heel benieuwd hoe die fantastische knot van jou in elkaar zit?”

De vriend zucht hoorbaar van schaamte. Ook de jongen kijkt mij heel even vreemd aan, maar dan moet hij lachen. Hij haalt zijn hele kapsel los en toont ons zijn dreadlocks. “Ik heb altijd lange haren gehad”, vertelt hij enthousiast en meteen zoekt hij op zijn telefoon naar een foto. Hij toont mij een jongetje van een jaar of tien. Als gouden manen dansen de krullen om zijn guitig hoofdje. “Iedereen vond die lange lokken geweldig”, vervolgt hij, maar ik kon er niks mee. Toen ik 16 was heb ik mijn hoofd grotendeels kaalgeschoren. Het resterend haar heb ik nog langer laten groeien en ben ik op gaan draaien, zoals mijn idool Bob Marley dat ook deed. Daardoor kreeg ik van die lange, dikke dreadlocks waarmee ik zo’n grote knot kan maken”, besluit hij triomfantelijk. En meteen draaien zijn vaardige handen alles weer in elkaar tot een vrolijk wiebelende knot die hij met een klem goed vastzet op zijn kruin.

“Hebt u nog meer van dit soort leuke vragen?”, vraagt hij verwachtingsvol. Maar nee, meer vragen heb ik niet. Ik bedank de jongen voor zijn heldere uitleg.” Met een blad vol glazen in de ene hand en een grote stapel borden in de andere loopt hij van ons weg. “Wat een lieverd”, verzucht ik uit de grond van mijn hart, terwijl de vriend mij nog altijd aangaapt alsof ik niet goed wijs ben. “Zeg nou zelf: dat was toch een mooi verhaal? Wist jij niet hè, hoe zo’n rastaknot in elkaar zit. Maar nu wel!”

Zo leuk, zo’n lieve jongen. Waar tref je dat nog tegenwoordig! Nou?

Eén opmerking over 'Rastaknot'

Plaats een reactie