Navigeren

“Hoe weet jij toch overal zo goed de weg?”, vroeg mijn moeder vroeger altijd als ik vol enthousiasme over mijn vakanties in het buitenland vertelde. Eerlijk gezegd heb ik daar nooit een goed antwoord op kunnen geven. Ik kon in onbekende streken de weg helemaal niet zo makkelijk vinden en mijn reisgenoten al evenmin. Wie herinnert zich niet de bijrijder met een absurd grote kaart op de schoot? Trauma’s kreeg je van die onhandige wegenkaarten die je – eenmaal opengelegd – nooit meer normaal kon terugvouwen.

Tijdens een reis naar verre oorden was de spanning In de auto meestal om te snijden. De bijrijder zat te vloeken, omdat de kaart natuurlijk veel te weinig informatie gaf. En door al het gesjouw en gedraai lag hij al binnen een paar dagen helemaal uit elkaar. Ook de chauffeur mopperde er de hele reis lustig op los. Die kreeg steevast te laat, verkeerde, of onduidelijke aanwijzingen waardoor er wéér een afslag werd gemist.

Gelukkig was het in die tijd heel normaal om even van de weg af te gaan, zodat je een local om hulp kon vragen. Zo iemand nam dan ook echt even de tijd om je de weg te wijzen. Je kon gerust zeggen dat je ‘verdwaald’ was. Keek niemand van op. Deze ‘staat van zijn’ was voor de ander alleen maar een teken dat je op weg geholpen moest worden. Ik heb verschillende keren meegemaakt dat iemand de auto pakte en mij vroeg om maar te volgen. Zo werd ik letterlijk weer op de goede weg gezet. Natuurlijk nam ‘reizen’ toen veel meer tijd in beslag. Maar al ging het nog zo moeizaam, vroeg of laat kwam je altijd op je bestemming aan. En je kwam ook altijd weer thuis.

Je kunt je nu toch helemaal niets meer voorstellen bij dit prehistorisch wegzoekgedrag. Zeker niet nu elke auto een navigatiesysteem heeft en instructies klakkeloos opgevolgd kunnen worden. De navigator loodst jou wel naar de plaats van bestemming. Onhandige kaarten en stratenboeken? Bestaan niet meer! Echtelijke ruzies in de auto? Zó 1980! Je doet gewoon wat de navigator zegt.

Laatst was ik op weg naar een theater. Met geen mogelijkheid kon ik de locatie vinden. Maar ik had haast; wilde niet te laat komen. In een reflex vroeg ik een voorbijganger of hij mij de weg kon wijzen. “Je hebt toch zeker wel een telefoon!”, was zijn kribbige reactie en weg was hij. Hij had ook haast. Enigszins verbouwereerd bleef ik staan. En toen was daar die vriendelijk mevrouw. Ze vroeg waar ik heen wilde. Wees mij rustig de weg. Gaf duidelijke herkenningspunten bij de plekken waar ik links of rechts moest gaan en wenste mij een fijne avond. Precies op tijd kwam ik bij het theater aan. Ik heb genoten van de indrukwekkende voorstelling. Maar het mooiste van die avond was misschien toch wel de mevrouw die zo vriendelijk en behulpzaam was geweest. Waar vind je dit soort mevrouwen nog?

Dus heb ik serieus het plan opgevat om een navigatiesysteem voor menselijk contact te ontwikkelen. Is hoognodig én urgent! Hoe vinden we anders straks nog de weg in verre landen en vooral ook: de weg naar elkaar.

Mijn moeder kan gerust zijn: met dit navigatiesysteem vinden we overal en altijd de weg.

3 gedachten over “Navigeren

  1. Vroeger zei ik: ‘Ik wou dat ik een euro kreeg voor elke keer dat ik een verdwaalde auto of fiets de weg moet wijzen’, want ik had er toen jaarlijks een leuk bedrag mee opgehaald 😉 Gekkigheid natuurlijk, want je bent zelf ook hartstikke blij als je even geholpen wordt. Bij zoekenden in ons kleine dorp vroegen wij dan: ‘Bij wie moet je zijn?’ en dan wisten we het: ‘Oh, bij Jansen? Dan moet je hier rechtuit enz enz.’

    Als je met een hond loopt dan ben je sowieso een local. Het is nu zeker wel gemakkelijker, maar minder leuk en persoonlijk, vind ik.

    Like

Geef een reactie op Arna Wijnakker Reactie annuleren