


Het moest maar weer eens gebeuren; alle vliegschaamte ten spijt. Want hoe kom je anders in IJsland? Ja, je kunt met de auto en de boot gaan, maar dan heb je minstens vier weken vakantie nodig. En zet dan ook maar een flinke zak met geld klaar, want een vakantie mag tegenwoordig wat kosten. Het wordt dus het vliegtuig.
Na vijf jaar vliegafwezigheid ben ik de Schipholrituelen behoorlijk ontwend. Wat een drukte en wat een chaos. Arrival, departure en al die gatenummers: waar moet ik beginnen? Gelukkig geven de borden uitkomst en ontdek ik waar ik mijn koffer achter kan laten. Zo’n 23 kg rondsjouwen doe je niet echt voor de lol. “Wilt u de bagage mét of zónder hulp inchecken?”, vraagt een vriendelijke mevrouw. Nou ik ga het mooi eens zelf proberen. Ik beantwoord digitaal een paar vragen en dan verdwijnt mijn koffer achter een poortje dat zich genadeloos vergrendelt. Ik blijf achter met een schamel bonnetje in mijn hand. “Gaat dat nou wel goed?”, vraag ik mij bezorgd af. “Gaat die koffer nou wel naar mijn vliegtuig?” Gelukkig zijn de vriend en ik zo slim geweest om onze spullen over de twee koffers te verdelen. Heb ik nog altijd een slip en een shirt als er één onverhoopt niet aankomt.
Na de bagage drop off, begint het lange wachten. “Maar hé, waarom kom ik nou geen winkeltjes tegen waar ik lekker taxfree allerlei overbodige dingen kan shoppen? En wanneer ga ik nou eindelijk eens door de douane en moet ik 100 keer mijn paspoort laten zien?” Het gebeurt allemaal niet. Omdat IJsland een Schengenland is, mag ik zonder controle reizen. Alleen mijn handbagage wordt op het laatst toch nog binnenste buiten gekeerd; dat dan weer wel. Het apparaat blijft maar piepen dat er iets in zit wat niet mag. Blijkt het gewoon de magneetstrip in een boekje te zijn. “Volgende keer écht in uw koffer doen”, laat de beveiligingsmijnheer mij weten.
Als het vliegtuig met een dik uur vertraging eindelijk vertrekt en ik na drie uur opgevouwen te hebben gezeten in een veel te krappe stoel met nauwelijks beenruimte uit een kramp probeer te komen, moet ik net als alle voorgaande keren constateren dat een vliegtuig niet meer is dan een bus met vleugels. Al blijft vliegen een bijzondere manier van reizen. Hoe is het toch mogelijk dat zo’n groot toestel met zóveel mensen en zóveel bagage zo gemakkelijk de lucht in gaat? Dit mysterie zal ik nooit begrijpen. En dus klap ik ook deze keer maar weer driftig mee als de piloot zijn luchtbus veilig aan de grond zet.
Ik begrijp het inmiddels wel van dat vliegen,
LikeLike